Een nachtje slapen bij Gianotten Mutsaers door de ogen van Pauline Broekema

Gianotten Mutsaers

Op verzoek van glossy magazine ‘Vol van Boeken’ bracht auteur/journaliste Pauline Broekema een nachtje door bij Boekhandel Gianotten Mutsaers. De journalist van NOS Nieuws en schrijfster van onder andere Benjamin en Het Boschhuis, schreef over deze bijzondere nacht een verhaal voor Boek&Bed. 

Foto: Merlijn Doomernik (voor Boek&Bed)

Op 24 november kun je napraten met Pauline over haar nacht in de boekhandel. Maar ook over haar nieuwe boek ‘Het uiterste der zee’: een familiegeschiedenis waar ze vier jaar aan werkte.

Een nachtje bij Gianotten Mutsaers

Gianotten Mutsaers

Tekst: Pauline Broekema voor Boek&Bed
Beeld: Merlijn Doomernik

Er was eens een klein Gronings meisje in het taartjesparadijs. Al dat lekkers, wat moest ze kiezen? De wanhoop nabij koos ze voor de vertrouwde gevulde koek. Spijt! Nu Pauline Broekema jaren later in het boekenwalhalla logeert, weet ze één ding zeker: dat overkomt haar niet nog een keer. Deze keer neemt ze van alles een hapje.

Met een mechanische pomp blaast Marlous Mutsaers mijn luchtbed op. Het loopt tegen zessen, de laatste klanten verlaten haar prachtige zaak. We hebben samen mijn slaapplaats gekozen, het meest geschikt is een beschutte plek achter in boekhandel Gianotten Mutsaers, tussen twee kasten.

Toen ik de uitnodiging ontving een nacht in een boekwinkel te verblijven raakte ik ontroerd. Ik moest aan mijn vader denken, hij zou zielsgelukkig zijn geworden van zo’n invitatie. Mijn vader die mij de liefde voor het boek bijbracht. Verstokt verzamelaar, jager op eerste drukken, die Tolkien al las voordat hij in Nederland werd ontdekt. Bewonderaar van Karel van het Reve, Theo Thijssen, Slauerhoff, Nescio en vele anderen. Aangestoken door hem heb ik ze allemaal gelezen. De vloer van zijn studeerkamer moest met een T-balk worden versterkt omdat die anders zou bezwijken. De boeken: proza en poëzie, rariteit en kunst, biografie en wetenschap, lagen en stonden van kelder tot zolder. Bij ons is het net zo.

Marlous geeft uitleg over sleutels, deuren en alarm. Vertelt over Het Centraal Boekhuis dat in de vroege ochtend een verse lading komt brengen. Of ik echt niet mee uit eten wil. Nee, beslis ik, elk uur dat me bij Gianotten wordt geschonken zal ik gebruiken. Dus reikt ze een salade aan die ze voor me kocht in het restaurant om de hoek. Ik bewonder de gulheid waarmee ze mij haar Tilburgse koninkrijk toevertrouwt. Nog één keer gaat ze de winkel door, haar gang herken ik van anderen uit het vak. Terloops wordt recht gelegd. Vele kilometers lopen ze hier, bleek laatst toen een medewerker een dag een stappenteller bij zich droeg.

Marlous wenst me een goede nacht en laat een noodnummer achter. Even later dooft het licht in de Emmapassage waaraan de winkel ligt. De etalagepoppen bij de overburen worden silhouetten.

Er zal me niet gebeuren wat me eens op een zondagmiddag overkwam bij de dochter van een bakker. Boven de oven bevond zich ons speelterrein, de vloer voelde behaaglijk warm als een Zwitserse tegelkachel. Alleen voor limonade hielden we pauze. In de koele kelder van de bakkerij mocht ik iets uitkiezen. Maar de aanblik van al het verrukkelijke gebak was zo overweldigend dat ik er niet uitkwam en toen maar koos voor een vertrouwde gevulde koek. Daar heb ik nog lang spijt van gehad.

Voor deze nacht maakte ik een lijstje. Mocht ik in deze snoepwinkel het spoor bijster raken, dan heb ik iets achter de hand. Ik ben slecht op de hoogte van wat onlangs verscheen. Alles stond de afgelopen vier jaar ten dienste van ‘het nieuwe boek’: van een standaardwerk over de grutto tot gedetailleerde beschrijvingen van een Shermantank. De weinige recent uitgekomen boeken die ik las waren onder meer De wereld waar ik buiten sta, het oorlogsdagboek van Hanny Michaelis en Een schitterend vergeten leven, de biografie van Toni Boumans over dirigente Frieda Belinfante.

Vrienden app ik: ‘Wat raden jullie me aan?’ De adviezen gaan alle kanten op. Het laatste van Murat Isik, Jaap Robben, Lieve Joris, Kamel Daoud, Arthur Japin, Pieter Waterdrinker, Jan van Aken, Tommy Wieringa. Ik schuif trouwens het dwaze idee terzijde deze nacht te gebruiken om één boek helemaal uit te lezen. Het wordt een ronde door de boekhandel. En ik zal hier en daar een hapje nemen.

Ik begin bij de Kinderboeken. Daarmee eindigde vroeger de dag in de dierbare jaren die alweer even achter ons liggen. Kampioen voorlezer voor onze drie kinderen was hun vader. Hij deed moeiteloos alles van Roald Dahl. Wat zou ik nu kopen? Net als toen teruggrijpen op lievelingen uit mijn kindertijd? Babar en weer die steek in de maag voelen bij de afbeelding van de neergeschoten moederolifant. Of de gouden boekjes met vertrouwde tekeningen die doen terugdenken aan de flat in Groningen, de bank voor het raam met het zonnige uitzicht over de weilanden. ‘Poes Pinkie schrikt zo erg’, het was een van de eerste zinnen die mijn zusje uitsprak. Bang mannetje raadt Merlijn Doomernik aan, de fotograaf, die me hier een paar uur volgt. Bang mannetje durft in zijn ‘lievelingsbloemenbroek’ niet naar de winkel omdat hij verwacht te worden uitgelachen. Ik houd op slag van het mannetje.

Gianotten Mutsaers

Door naar Geschiedenis. Dik en lijvig ligt daar De wereldgeschiedenis van Nederland. Ik kies het hoofdstuk over de kraakbeweging in 1980, toen Amsterdam meer dan tweehonderd kraakpanden telde. Van de rellen staat vooral het kroningsoproer me bij. In de avond werd de strijd steeds heviger. Later vertelde een voormalig bevelvoerder me dat hij in de chaos zijn ME-peloton kwijtraakte en de mannen op eigen houtje maar een beetje hun gang waren gegaan. Ik voel het traangas nog en herinner me hoe een man ons, verslaggevers en fotografen, zijn huis in trok en natte theedoeken uitdeelde voor onze brandende ogen.

Wat te kiezen bij Literatuur? Ik ga langs de tafel met vers aanbod en leg Het ontbijtbuffet van H.M. van den Brink op mijn luchtbed. Voor straks.

Op naar de Natuur. Sinds kort staan er bij ons weer planten. Het is gissen hoe het zo kwam, ik zie het meer om me heen gebeuren. Binnenshuis de boel wat groener maken in de veronderstelling daarmee bij te dragen aan een beter milieu? Waar ik mee bezig ben, begrijp ik, is het creëren van een urban jungle. Zoals het bange mannetje zijn lievelingsbloemenbroek heeft, bezit ik sinds kort een lievelingsplant. Gekocht omdat de bloemist vertelde dat die extra zuurstof produceert. Waarschijnlijk flauwekul, maar ik ben voor de Phlebodium gevallen, volgens een van de groenboeken maakt een hangpot deze blauwvaren heel gelukkig.

Ik doe mijn schoenen uit en trek dikke sokken aan. Op de bank, onder de meegebrachte rode wollen deken, duik ik voor een tijdje lekker in de kookboeken. Ik sprokkelde een stapel van de Italië-plank. Zoete herinneringen komen boven aan lange warme avonden in de straten van Pietrasanta, waar we met vrienden aten en de kinderen eerder van tafel mochten en speelden op de trappen van de kathedraal, bij de beelden van Botero.

Eten, toch maar geen wijn, al is de aanvechting groot. Ik geniet eetlezend van Uncommon Type, een bundel korte verhalen van Tom Hanks. Hij schrijft over de horeca in New York. ‘A Caesar Salad is the true test of any hotel-restaurant.’ De mijne uit Tilburg doorstaat de proef ruimschoots.

Was het niet eng, zo alleen in die winkel, zal men mij later vragen. Nee, de geluiden die klinken worden vertrouwd. De airco. De brom van de koelkast in de koffiehoek. Alleen als ik mijn vuile vaat in de gootsteen zet, schrik ik me rot. Er staat een levensgrote man, zijn overhemd zit slordig in zijn broek, hij draagt een alpino en heeft bakkebaarden. Ach, het is Redmond O’Hanlon. Van bordkarton. In De groene stad noteert hij waarnemingen, gedaan in Almere. Ik deel zijn verbazing dat de honderden platte daken in de polderstad nog niet beplant zijn.

In een zithoek bij het raam pauzeer ik. Het enorme boek daar verderop, opengeslagen op een metalen standaard, zal een van de duurste zijn in deze winkel. In The World’s Most Beautiful Libraries staat ook de bibliotheek van het Rijksmuseum. Daar werd in 2004 die beroemde foto uit 1969 opnieuw gemaakt. Alle auteurs van De Bezige Bij tezamen. Ik was erbij voor het NOS Journaal. Als sluitstuk mocht de pers ook even aanschuiven. Mijn cameraman, verklaard Ollie B. Bommel-fan, posteerde zich naast Marten Toonder en kon het niet laten zijn held te vragen: ‘Meneer Toonder, hoe gaat het toch met juffrouw Doddel?’

Het scherm van mijn mobiel licht op. ‘Prinses’ meldt zich. Ze leek toen ze klein was op dat meisje dat ik in de kinderhoek tegenkwam. Dat aandoenlijke meisje met die ronde, rode wangen en haar kroontje dat zoekt naar haar potje. Al is ze 24 jaar, ze blijft voor mij dat prinsesje. Ze informeert hoe het gaat en doet me wat suggesties voor muziek om straks bij in slaap te vallen. Muziek die haar herinnert aan een vriend die kortgeleden overleed. Ze vertelt over hem en we praten in weemoed, zoals dat gaat in de nacht.

Gianotten Mutsaers

Ik mocht het licht in de winkel laten branden. Maar ik wil de boeken ook in het donker meemaken. Eén voor één knip ik de lichtgroepen uit, bij het groene schijnsel van de noodverlichting vind ik de weg naar mijn slaapvertrek. Voor het slapengaan zal ik nog even ouderwets met een zaklamp wat lezen. Van den Brink beschrijft een vakantie uit zijn jeugd. Met autopech gestrand in Duitsland wordt het leed voor de kinderen Van den Brink verzacht doordat ze slapen onder een donzen Duits hoteldekbed. Het verhaal doet me denken aan ons uitstapje in de jaren zestig toen mijn moeder voor het eerst na de oorlog terugkeerde naar Duitsland. Nooit geweten hoe het voor haar was, maar voor ons werd het onvergetelijk vanwege dat onbekende dekbed en de harde broodjes bij het ontbijt.

Van slapen komt het niet. Ik sta op en sluip op sokken, met mijn zaklamp in de hand, naar de Poëzie, waar ik een begerenswaardige brede rug heb zien staan. Het vaderpaard. De bundel met alle gedichten van Tsjêbbe Hettinga. In het Fries en in het Nederlands. De vertaling is van Benno Barnard. Ik pak hem uit de kast en loop ermee naar de lange tafel in het midden van de zaak. Uit mijn mobiel klinkt de door mijn dochter gekozen muziek. Leon Fleisher speelt Bach en daarna vult Miles Davis de ruimte.

Zo maak ik in het halfduister kennis met Hettinga, een van de grootste dichters van de Lage Landen. Hij groeide op onder de paarden, de ruimtelijkheid van het landschap werd een wezenlijk onderdeel van hemzelf doordat hij het land van zijn jeugd in zich opnam, lees ik. Bij het lezen van ‘Faderpaard’, opgedragen aan zijn vader, moet ik slikken. Het Friese paard dat Piter Mewis Hettinga naar diens laatste rustplaats brengt. Die magistrale eerste regel:

Moarn sil it foar ivich maitiid wêze, mar nacht is it no.
Morgen zal het voor eeuwig lente zijn, maar nacht is het nu.

Laatst maakte ik een tv-verslag over De stormruiter, een theaterstuk waaraan ruim honderd Friese paarden meededen. We filmden een van de hoofdrolspelers, de jonge Friese hengst Limited Edition. Waren bij hem in de stal waar hij zich, adembenemend mooi, groot en machtig, de lange manen liet wassen. Precies zoals Hettinga dichtte stond hij daar:

En fan seeklaai boetseard is er troch de wite wiven
Van zeeklei geboetseerd is hij door de witte wijven.

Dan wordt het echt tijd te gaan slapen. Ik schrik alleen even wakker van gerommel en weet dat het de chauffeur is die een nieuwe voorraad aanlevert.

Gianotten Mutsaers

Rond een uur of acht besluit ik dat de dag begint, knip de lichten aan en maak mijn eerste ronde. Voor even voelt de boekwinkel als van mij. De medewerkers komen binnen via de personeelsingang, de deuren gaan van het slot, de inloopmatten worden nauwkeurig op hun plaats geschoven. De eerste klant koopt gewoontegetrouw zijn krant. Uit de bruine dozen wordt gehaald wat in de vroege ochtend is gebracht. Ook een nieuw prentenboek. Het draagt de naam van de jongen aan wie mijn dochter de afgelopen nacht herinneringen ophaalde.

Een heerlijk ontbijt wordt me voorgezet. Met een cappuccino in de hand een laatste keer eetlezen. Me afvragen wat ik vind van de hertaalde versie van Max Havelaar. En nog een stukje Willem Wilmink uit Verzamelde liedjes en gedichten. Met het aroma van verse koffie in de neus neem ik zijn klacht tot me over een Geurloos Nederland.

Waar zijn de geuren die weleer
gehucht en stad en dorp ons bood,
de sterke, zwarte geur van teer,
de geur van versgebakken brood?

Hier hangen ze nog. Die pocket die ik de afgelopen nacht uit de kast met tweedehands haalde was van een shagroker geweest, meende ik te kunnen ruiken. En als ik mijn slaapspullen opruim en het luchtbed leeg duw ruik ik ‘camping’.

Een laatste zuchtje nog. Ik vouw het bed tot een pakje en denk dan: kom maar op klanten, de dag is van jullie.